Historie

Lindebaan complex


De historie

Het Lindebaancomplex te Bergen op Zoom is gelegen in het zuidwestelijk deel van het Centrum van de stad. Het dankt zijn naam aan de Lindebaan die het geheel van noord west naar zuid oost doorsnijdt. 

De locatie wordt aan de noordzijde begrensd door de Koepeldwarsstraat en Hooghuisstraat, oost de Potterstraat, zuid de Roskamstraat, en west door de Koepelstraat.      

Het geheel bestaat uit een ondergrondse parkeergarage met 142 appartementen en winkelunits. Het is in de jaren 1981-82 gebouwd in opdracht van het Sociaal Fonds Bouwnijverheid (thans pensioenfonds voor de bouw) en is sinds 1983 in gebruik, bewoond of verhuurd.

Na 20 jaar is het geheel in onderdelen verkocht en werden de appartementen afzonderlijk te koop aangeboden, zodat verenigingen van eigenaars noodzakelijk werden. Doordat het overgrote deel van de winkelunits door het vertrek van een supermarkt in 2014 langdurig leeg kwam te staan zijn de meeste units in 2018 verbouwd tot 28 wooneenheden die verhuurd worden.      

Historie van het gebied.

Middeleeuwen

In de middeleeuwen was dit stadsdeel een uithoek, die een braakliggend terrein vormde tussen de bebouwing van de Potterstraat en de stadsomwalling, die hier in het laatste kwart van de dertiende eeuw was opgeworpen met zand uit de gegraven gracht. De omwalling is in de loop van de veertiende eeuw steeds verder versteend mede door de bouw van muurtorens. Tegen deze muur aan lagen op hun eigen verhogingen of “bergen” de Bosmolen (omgeving Koepelstraat 26) en de Kapel- of Zandmolen (omgeving Koepelstraat 115), deze zijn vanaf het einde van de veertiende eeuw gedocumenteerd. De eerst genoemde molen is aan het begin van de 17e eeuw uit het gebied verdwenen, de tweede bestond tot het midden van de 17e eeuw. De naam Zandmolen geeft te denken: het is bij de afbraak van het fabriekscomplex wel duidelijk geworden, dat hier een stuifzandgebied lag, waarop weinig intensief tuinbouw werd gepleegd. De naam van de molen en van de ernaartoe leidende straat de, Zandmolenstraat, later Zuidmolenstraat, schijnt op deze bodemgesteldheid te wijzen. 
De Lindebaan zelf is een van de laatst aangelegde straten in middeleeuws Bergen op Zoom geweest. In 1481 zijn de eerste erven hiervoor door het stadsbestuur aangekocht. Eind 1496 werden de meeste erven gelegen tussen de Bosmolen en de Kapelmolen verkregen om er de nieuwe straat aan te leggen. De straat kwam praktisch parallel op enige afstand van de stadsmuur te liggen. Voor een betere ontsluiting van dit gebied is toen ook de Roskamstraat aangelegd. De straat heet eerst Nieuwstraat, maar in 1505 komt reeds de naam Keyserstraat voor, een toen populaire naam, want de voogd van de landsheer Filips de Schone was keizer Maximiliaan van Oostenrijk. In de 17e eeuw ging men de straat naar een aldaar gelegen lijnbaan noemen: die nieuwe naam Lijnbaanstrate is later verbasterd tot Lindebaan. Toch had de buurt een ouder verleden. Langs de stadsmuur lag in 1461 het Handboogschutters hof, waar het schuttersgilde een ommuurd schietterrein bezat, welk terrein in 1481 werd verkleind voor de aanleg van de latere Lindebaan. Daarnaast lag vlak bij de Zandmolen het zogenaamde Paardenkerkhof. De straat, die erheen leidde, heette ook wel naar het Paardenkerkhof, maar voordien de Stoofstraat, naar een badhuis dat op de hoek van de Potterstraat stond, waar nu het Provoosthuis is gelegen.                                                                                                 

Nog later kreeg dit straatje de naam Weststraat; daarop noemde men het wel Keyserstraat. De oudste kadastrale meeting van Bergen op Zoom uit 1825 vermeld Hooghuisstraatje, naar de boerderij het Hoog huis, dat op de hoek van de Lindebaan en Hooghuisstraat was gebouwd.

Direct ten noorden van het gebied, tussen Hooghuisstraat, Zuidmolenstraat en Fluwelenbroekstraat lag de buurt van ontspanning en vermaak voor de middeleeuwer. Er stonden enige badhuizen waarvan de (latere) naamgeving het vermoeden versterkt, dat men deze gelegenheden niet uit een behoefte aan hygiëne zocht, maar voor iets anders… De eigendom van deze huizen was (typerend) in handen van vrouwen. In combinatie daarmee waren er aangrenzend stukken land, waarop men kaatsspelen of andere balspelen kon beoefenen. Hierop wijzen namen als Bollehof, Caetsspel en Closbaen.

Na de middeleeuwen, een rustigere buurt                                                                           

Open terreinen waren in gebruik als bleekveld voor een wasserij aan de Potterstraat en als groentetuinen. Door de verdere ontwikkeling van de vuurwapens in de loop van de zestiende eeuw en veranderingen in de krijgskunde waren de handboogschutters ondertussen overbodig geworden. Het schuttershof verloor zijn functie vermoedelijk na opheffing van de middeleeuwse schuttersgilden in 1591. De schout verkocht namens de stad in maart 1630 een huis en erf uit het voormalige handboogschutters hof aan de stadstimmerman. In de jaren 1700-1706 zijn er grote delen van de vestingwerken gemoderniseerd waardoor ook stads poorten verplaatst moesten worden. Op enkele plaatsen schoof de hoofdwal de stad in, voor de Lindebaan betekende dit dat deze wal op sommige plaatsen praktisch naast deze verbinding kwam te liggen. Door verschuiving van de Bospoort in westelijke richting moest het verloop van de Lindebaan aan gepast worden. De smalle doorsteek (die in het verlengde van de Hoogstraat lag) naar het zuidelijk deel van de Lindebaan werd verbreedt door afbraak van twee panden in de westwand van de Bosstraat. Sinds het begin van de achttiende eeuw sluit de Lindebaan hierdoor met een elleboog aan op de Bosstraat. Zo vinden we de buurt op de maquette, die de Fransen na de belegering en inname van de stad in 1747 er kort daarna vervaardigden, als een door achterstraten omzoomd, grotendeels uit open ruimten bestaand terrein. Dat was er honderd jaar later nog zo.

Eerste industrie, en ontspanning de negentiende eeuw 

Industrie in de moderne zin kende Bergen op Zoom omstreeks 1850 nog lang niet. Wel liepen er enige Bergenaren met plannen rond om iets groots te beginnen: Arnoldus Asselbergs en zijn compagnon Adrianus van der Hoeven. In een conservatieve samenleving is alles wat beweegt verdacht, dus noemde het gemeenteverslag van 1839 hen << wargeesten en onruststokers >> . Die mening zou wel veranderen! Twee jaar nadien kregen beide heren vergunning een smederij op te richten op enige percelen aan de binnenzijde van de westflank van het bastion Belvedère aan de Lindebaan. Enige weken later sloten zij een contract met het gemeentebestuur om aan de kazernes van de stad (toen in onderhoud bij de gemeente) kachels te leveren. Door de Belgische opstand was het aanschaffen van deze toen populaire kachels onmogelijk geworden, dus deze ondernemers vulden een gat in de markt. De volgende stap was de oprichting van een ijzergieterij met stoomkracht, in 1847-1848. Dit was de eerste industrie in Bergen op Zoom die van stoomkracht gebruik maakte! Op de hoek van de Fluwelenbroekstraat, Hooghuisstraat en Lindebaan stichtten de compagnons in 1852 nog een kunstwolfabriek (later borstelfabriek). Hetzelfde jaar nog is het compagnon schap ontbonden en ieder ging zijn eigen bedrijf exploiteren. Vooral de ijzergieterij van Asselbergs nam een hoge vlucht: hij beperkte zich al spoedig niet meer tot haarden en kachels, hij maakte ook lantaarnpalen, putdeksels, ramen, muurankers, onderdelen voor scheepsbouw enz. Nog voor de opheffing van de vesting in 1867 kreeg Asselbergs voor uitbreiding van de gieterij een deel van de grond van het bastion Belvedère in bruikleen (1865). Door verdere aankopen kon in 1879 de omvang van de fabriek verdubbeld worden. In 1909 was men zover, dat ook aan de noordzijde (overzijde) van de Lindebaan moest worden gebouwd om aan de expansie van het bedrijf ruimte te geven. In de Lindebaan, die ondertussen was volgebouwd met arbeidershuizen, moesten in 1916 en 1919 woningen gesloopt worden om plaats te bieden voor nieuwe bedrijfsafdelingen. Ook daarna ging de groei voort: in 1920 bereikte het complex de hoek van de Hooghuisstraat door afbraak van de voormalige boerderij het Hooghuis. Tot 1941 wordt er regelmatig verbouwd en komen er veranderingen voor, een proces dat tot begin jaren vijftig doorgaat. De neergang en sluiting kwam in de jaren zeventig. Eind 1974 besloot de gemeenteraad tot aankoop van het voormalige fabriekscomplex, dat in 1980 werd gesloopt. 

Aan de Potterstraat 50-54 ontwikkelde zich vanaf het begin van de negentiende eeuw een complex dat vanaf 1884 bekend werd onder de naam Korenbeurs. Op 25 februari 1803 verkocht mevr. de douairière van den Broek-Bracco een huis met stallen, genaamd de Zwarten Hond, staande aan de westzijde van de Potterstraat, aan Wouter Geers, herbergier uit Halsteren. Dit huis is identiek met de latere Korenbeurs. Blijkens de verkoopakte was het huis tot op dat moment verhuurd aan G. Bogaarts, die er een taverne dreef. Blijkens de wijklijsten woonde deze tavernier er al in 1799, zodat aangenomen kan worden dat het pand toen reeds als herberg in gebruik was. Wouter Geers hield er tevens een logement. Na zijn overlijden in 1837 kwam de herberg , nog steeds de Zwarten Hond genaamd, in bezit van zijn zoon Petrus, eveneens kastelein van beroep. Van de boedel uit de erfenis van Wouter Geers werd in 1838 een inventaris opgemaakt, die meer duidelijkheid verschaft over de herberg. In de herbergkamer stond onder andere een biljart, twee damborden en een schaakspel. Er stonden tien tafeltjes en vijfenveertig stoelen. Het was dus al een royale herberg. Volgens de kadastrale meeting van 1825 had het gebouw aan de straat een gevellengte van 18,75 m. Van een zaal was echter nog geen sprake. Die zal waarschijnlijk gebouwd zijn door Petrus Geers tussen 1838 en 1856. In de advertenties van 1856 wordt immers gesproken over de Harmoniezaal van Geers. C. J. Becht geeft in 1884 de Harmoniezaal en het koffiehuis de naam Korenbeurs. In die tijd werd er wekelijks koren verhandeld. Na het overlijden van C. J. Becht in 1907 werd de zaak overgenomen door zijn schoonzoon Josephus Dercks. In 1913 kreeg hij vergunning voor de bouw van een gymnastieklokaal op het achterterrein. Ook toen al waren er een aantal sportverenigingen in de Korenbeurs gevestigd. In 1923 werd J. U. Coppenolle de eigenaar. In de periode dat hij eigenaar en exploitant was, werd in 1931 het complex met een aantal zaaltjes en kleedkamers uitgebreid, werd het toneel vergroot (1935) en het woonhuis met poort (Potterstraat 46) erbij getrokken. Ondanks het feit dat er na hem nog drie andere exploitanten zijn gekomen, bleven de Bergenaren nog spreken van de zaal van Coppennolle. Veel verenigingen en sociëteiten hadden hun vergader- en repetitieruimten in de Korenbeurs: de harmonie Eendracht Maakt Macht, het Bergen op Zooms Mannenkoor, de postduivenvereniging de Reisduif, de toneelvereniging de Groentjes en de sociëteit de Liefdadigheid. Eind jaren zeventig van de twintigste eeuw is het zalencomplex Korenbeurs gesloten en is het gelijk- tijdig met het voormalige fabriekcomplex en enige arbeidershuizen gesloopt. Dit ten behoeve van het plan (1979) tot reconstructie en herbebouwing van het gebied Lindebaan en omgeving. Sloop van de Korenbeurs werd mede noodzakelijk geacht om dit woongebied met enkele nieuwe straten een betere aansluiting te geven op het stedelijk weefsel. Deze verbinding kreeg de naam Vlaszak genoemd naar het huis Vlaszak gelegen in de Potterstraat 58/60 vlakbij de voormalige korenbeurs. Op 27 juni 1980 besloot de gemeente raad om overeenkomsten te sluiten ter realisering van een bebouwingsplan, dat naast de Lindebaan ook de Gieterij, Kaatsbaan, en Vlaszak omvatte. In juni 1981 werd begonnen met de werkzaamheden welke eind 1982 werden voltooid. 

Literatuur.
Willem van Ham & Cees Vanwesenbeeck, Gids voor oud Bergen op Zoom, Antwerpen/Haarlem 1983 Willem van Ham, De straatnamen van Bergen op Zoom, Bergen op Zoom/Alphen aan den Rijn 1995 Willem A. van Ham, Historische stedenatlas van Nederland, aflevering 7 Bergen op Zoom, Delft 2003

Share by: